A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
A
Apple File System (APFS) — APFS is een nieuw bestandssysteem die door Apple in macOS High Sierra wordt geïntroduceerd ter vervanging van het oude HFS+-bestandssysteem. Raadpleeg ook: Alles wat u moet weten over CCC en APFS
AFP (Apple Filing Protocol) — AFP is een protocol voor bestandsdeling waarmee u toegang krijgt tot bestanden op andere computers en NAS-apparaten in uw netwerk. CCC kan bestanden kopiëren van en naar mappen en delingspunten op SMB- en AFP-delingspunten. Vanaf OS X Yosemite wordt het SMB-protocol gebruikt in plaats van AFP.
B
Reservekopie — Een reservekopie, of het maken van een reservekopie, verwijst naar het kopiëren en het archiveren van computergegevens zodat die na een eventueel gegevensverlies kunnen worden gebruikt om de originele staat van de computer te herstellen. Het proces is een reservekopie maken terwijl het resultaat een reservekopie is. Met CCC maakt u dus een reservekopie van uw gegevens. Wanneer u dat hebt gedaan, hebt u een reservekopie van uw gegevens op aparte fysieke media.
Opstartbare reservekopie — Ook een reservekopie maar dan wel een van een volume dat een besturingssysteem bevat waarmee u de computer kunt opstarten als het primaire opstartvolume het laat afweten.
Opstartkiezer — Zie Opstartbeheer.
C
Controlegetal berekenen of “Zoek en vervang beschadigde bestanden” — Met deze optie berekent CCC een MD5-controlegetal van elk bestand op de bron en elk overeenkomstig bestand op het doel. CCC gebruikt vervolgens deze controlegetallen om te bepalen of een bestand moet worden gekopieerd. Deze optie verlengt de duur van de reservekopie, maar onthult beschadigde bestanden in uw reservekopieën op de bron en het doel. Dit is een betrouwbare methode om te controleren of de bestanden die zijn gekopieerd naar het doelvolume ook daadwerkelijk overeenkomen met de inhoud van de bestanden op het bronvolume.
Kloon (CCC) — Een kopie van een map of een volume; een algemene reservekopie. Kloon is een veelgebruikt woord (in het verleden dan) voor een CCC-reservekopie. Tegenwoordig gebruiken we deze term niet meer door de onduidelijkheid die is ontstaan nadat Apple de kloonfunctie heeft geïntroduceerd in het APFS-bestandssysteem.
Kloon (APFS) — Met de kloonfunctie van APFS kan een gebruiker onmiddellijk kopieën maken van bestanden op hetzelfde volume zonder extra opslagruimte in beslag te nemen. Bij het klonen van een bestand maakt het bestandssysteem geen kopieën van de gegevens, maar maakt het een tweede referentie naar het bestand die ongeacht het eerste bestand kan worden gewijzigd. De delen van deze twee bestanden die identiek zijn, nemen dezelfde opslagruimte op de schijf in. De wijzigingen aan een van de bestanden worden echter naar verschillende delen van de schijf geschreven.
Container (APFS) — Een container op een schijf met APFS-structuur is vergelijkbaar met een partitie, maar staat toe dat meerdere volumes de ruimte in de container flexibeler delen. Zie: Werken met APFS-volumegroepen
Cruft — Een andere term voor digitale rommel, zoals bestanden die kunnen (moeten) worden verwijderd omdat de gebruiker ze niet langer nodig heeft. Deze term is uitgevonden als beschrijving voor de grote verzameling technische apparatuur in de gangen van het Cruft lab van het MIT (Massachusetts Institute of Technology) in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw.
D
Doel — De locatie waar bestanden vanaf de bron naartoe worden gekopieerd. Het doel kan een schijf zijn die rechtstreeks op de Mac is aangesloten, een netwerklocatie (bijv. een NAS of een share van een andere computer) of een schijfkopiebestand. “Doel” is een relatieve term. Wanneer u een normale reservekopie maakt, is het doel uw reservekopievolume. Wanneer u een herstel uitvoert, is het doel uw originele volume of een vervangend apparaat.
Differentiële reservekopie — Een differentiële reservekopie een soort reservekopie die gegevens behoudt door alleen het verschil in de gegevens sinds de laatste complete reservekopie te bewaren. CCC gebruikt een differentiële reservekopiemethode maar bewaart de gewijzigde gegevens niet op de gewone manier. De bestanden worden naar het doel gekopieerd waar ze tussen de al up-to-date onderdelen worden geplaatst zodat het doel een reservekopie van de bron is.
Schijfkopie — Schijfkopieën zijn gegevenscontainers die schijven emuleren. Wanneer u een schijfkopiebestand opent, worden een virtueel volume gemonteerd waarmee u door de bestanden in de schijfkopie kunt bladeren (net alsof u door een fysieke schijf bladert). Schijfkopieën worden alleen aanbevolen wanneer u een reservekopie naar een doel in het netwerk maakt. Op deze manier beschermt u immers de kenmerken die niet door het netwerkvolume worden ondersteund. Schijfkopieën zijn niet opstartbaar. Een reservekopie naar een schijfkopie maken
E
EFI-partitie — De EFI-partitie is een speciale Apple-partitie. Die partitie wordt automatisch aangemaakt wanneer een schijf wordt gepartitioneerd met de GUID-partitie-indeling en de inhoud ervan wordt intern door OS X beheerd. Programma’s van andere fabrikanten wijzigen of kopiëren beter niet dit volume.
Uitgebreid kenmerk — Extra gegevens die bij een bestand horen. Uitgebreide kenmerken bevatten doorgaans niet door de gebruiker aangemaakte gegevens die daar zijn geplaatst door het programma dat het bestand heeft aangemaakt. Fotoprogramma’s kunnen bijvoorbeeld gegevens van fotominiaturen in een uitgebreid kenmerk plaatsen. CCC probeert indien mogelijk uitgebreide kenmerken te kopiëren maar gegevens van uitgebreide kenmerken worden doorgaans beschouwd als verwaarloosbaar omdat die opnieuw kunnen worden gegenereerd door het programma dat ze heeft aangemaakt. Geavanceerde instellingen: Behoud uitgebreide kenmerken niet
F
Bestandssysteem — Het bestandssysteem van een volume regelt hoe bestanden en mappen op dat volume worden bewaard en opgehaald. Het bepaalt ook wie toegang heeft tot die onderdelen.
FileVault-codering — Codering van volumes door het macOS. Wanneer deze optie is ingeschakeld voor een volume, hebt u een wachtwoord nodig om dat volume te ontgrendelen en te activeren. In tegenstelling tot beperkingen op basis van eigendom, blijft de FileVault-bescherming behouden wanneer u de schijf op een andere computer aansluit.
Apple Kbase #HT204837: De opstartschijf van een Mac coderen met FileVault
Firewire — Firewire is een interfacestandaard ontwikkeld door Apple waarmee externe randapparatuur op een computer kan worden aangesloten. Firewire-apparaten zijn betrouwbaar op te starten en leveren uitstekende prestaties die zich kunnen meten met USB 3. Deze interface is in grote mate vervangen door Thunderbolt op nieuwere Macs.
Firmlink — Een firmlink wordt door Apple omschreven als een ‘bidirectioneel wormgat’ tussen twee bestandssystemen. Een firmlink verwijst de navigator van een alleen-lezenmap op een systeemvolume door naar een beschrijfbare map op een gegevensvolume, en dit op transparante wijze. Firmlinks zijn vergelijkbaar met aliassen, maar ze zijn alleen van toepassing op mappen en alleen de gebruiker kan er aanmaken.
H
HFS+ of ‘OS X Uitgebreid (journaled)’ — De standaardstructuur voor bestandssystemen die voor macOS-systeemvolumes wordt gebruikt. HFS+ werd voor het eerst geïntroduceerd in Mac OS 8 en is tijdens vele jaren bijgewerkt om ondersteuning te bieden voor de nieuwe functies van macOS. Apple introduceerde een vervanging voor HFS+ in macOS High Sierra: Apple File System.
I
Incrementele reservekopie — Een incrementele reservekopie is een reservekopie van bestanden die zijn gewijzigd of nieuw zijn sinds de laatste reservekopie. Tijdens deze reservekopie worden alleen de gegevens gekopieerd die zijn gewijzigd sinds de laatste reservekopie. Als u voor het eerst een reservekopie maakt, worden tijdens een incrementele reservekopie alle bestanden gekopieerd.
M
Migratie-assistent — Een hulpprogramma van Apple waarmee u programma’s, instellingen en documenten kunt migreren van een reservekopie of oudere computer naar een nieuwe computer of nieuwe installatie van het OS. U kunt een opstartbare reservekopie van CCC gebruiken als bron voor Migratie-assistent.
Apple Kbase #HT204350: Uw materiaal verplaatsen naar een nieuwe Mac
N
NAS (Network Attached Storage) — NAS-systemen zijn netwerkapparaten (bijv. een router of een gespecialiseerd opslagapparaat dat op de router is aangesloten) die een of meer harde schijven hebben. Ze gebruiken doorgaans het SMB- en/of AFP-netwerkprotocol om delingspunten voor macOS-, Windows- en Linux-clients beschikbaar te maken.
P
Partitie / Partitioneren — Het werkwoord verwijst naar het aanmaken van een gedeelte op een harde schijf dat één of meer volumes definieert. Wanneer u een nieuwe harde schijf koopt, moet deze wellicht worden gepartitioneerd om deze klaar te maken voor gebruik met de Mac. Het zelfstandig naamwoord wordt vaak gebruikt om naar een volume te verwijzen. Een partitietabel verwijst naar een verborgen structuur op een schijf die de grootte en de positie van de volume op een schijf definieert. CCC kopieert niet de partitietabel, noch meerdere partities op een schijf. Een CCC-reservekopietaak wordt immers gedefinieerd met één bronvolume en één doelvolume. Een reservekopieschijf voorbereiden op een reservekopie van OS X
Productieopstartschijf of Productiereservekopieschijf — Hieronder verstaan we de schijf die u normaal gebruikt voor dat doel. Bij de meeste gebruikers is 'Macintosh HD' de productieopstartschijf. Antoniemen: 'noodopstartschijf' of 'testreservekopieschijf'.
Optimaliseren — Het verwijderen van ouder, gearchiveerd materiaal in het cache op het doelvolume. Geautomatiseerd onderhoud van de map CCC SafetyNet
Bevoegdheden — Een specificatie voor bestanden en mappen die de toegang van verschillende gebruikers en groepen definieert voor het lezen en schrijven van die bestanden en mappen.
Taakketen — Een functie in CCC waarmee u na het einde van een taak een nieuwe taak kunt starten. Shellscripts uitvoeren vóór en na de reservekopietaak
R
RAID ("Redundant Array of Inexpensive Disks" of "Redundant Array of Independent Disks") — Een verzameling harde schijven die met behulp van software of hardware worden voorgesteld als één of meer volumes. Er zijn verschillende RAID-niveaus met een goed evenwicht tussen snelheid en redundantie. Raadpleeg dit Wikipedia-artikel voor meer informatie.
Root — De rootmap (ook wel de rootdirectory genoemd) is de eerste of bovenste map in een hiërarchie. Als u in de Finder op het symbool van een harde schijf dubbelklikt, is de map die het eerst verschijnt de rootmap.
S
SafetyNet — Een functie in CCC die voorkomt dat bestanden op het doel per ongeluk worden verwijderd. Als u bestanden op het doelapparaat hebt die niet op de bron bestaan, worden die bestanden in het SafetyNet geplaatst. CCC plaatst ook de oudere versie van gewijzigde bestanden in het SafetyNet. Het SafetyNet is een tijdelijke en veilige opslagplaats voor unieke bestanden op het doel. Wanneer er weinig ruimte op het doel is, begint CCC de oudere onderdelen uit het SafetyNet te verwijderen. Gegevens beschermen die al op het doelvolume staan: het CCC SafetyNet
Seed — Voor het eerst gegevens naar een doelvolume kopiëren wanneer het rechtstreeks op de Mac is aangesloten. Dit “geseede” volume kan dan worden aangesloten op een andere Mac op een andere plaats en de daaropvolgende reservekopieën zullen sneller worden uitgevoerd omdat er minder gegevens via het internet worden gekopieerd.
SMB (Server Message Block) — SMB is een protocol voor bestandsdeling waarmee u toegang krijgt tot bestanden op andere computers en NAS-apparaten in uw netwerk. CCC kan bestanden kopiëren van en naar mappen en delingspunten op SMB- en AFP-delingspunten.
Shellscript — Een tekstbestand met argumenten voor de commandoregel die vervelende taken kunnen automatiseren. De CCC-reservekopieën kunnen met pre- en postflight-shellscripts worden geconfigureerd om de functionaliteit van de reservekopietaak uit te breiden. U kunt bijvoorbeeld een postflight-script implementeren om het bronvolume te deactiveren. Shellscripts vóór en na de reservekopietaak uitvoeren
Navigatiekolom — Een interface-element dat links in het hoofdvenster van CCC verschijnt wanneer u op de knop Toon navigatiekolom in de knoppenbalk van CCC klikt. In een tabel boven in de navigatiekolom van CCC ziet u de reservekopietaken en onder in de navigatiekolom ziet u een lijst met alle lokaal aangesloten volumes die momenteel op de Mac zijn geactiveerd. De inhoud van de navigatiekolom is ook toegankelijk via het menu Weergave in CCC.
Eenvoudige modus — Een vereenvoudigde gebruikersinterface. In de Eenvoudige modus wordt het aantal elementen van de gebruikersinterface aanzienlijk verminderd. De navigatiekolom, de knoppenbalk, de schemakiezer en de geavanceerde instellingen worden allemaal weggelaten, waardoor de gebruiker slechts drie basisbesturingselementen overhoudt: Bron, Doel en Start-knop. Eenvoudige modus
Momentopname — Een momentopname is een voorstelling van een volume op een bepaald tijdstip. Net zoals een foto een specifiek moment vastlegt, bewaart een momentopname de status van elk bestand op een volume op het ogenblik dat de momentopname is gemaakt.
Bron — De map of het volume met de gegevens die CCC moet kopiëren.
Overlappen — Wanneer een reservekopie meer dan één doel heeft om meer ruimte te hebben. CCC biedt geen ondersteuning voor het overlappen van meerdere doelen.
Beperkt bestand — Beperkte bestanden nemen minder ruimte op de schijf in dan hun bestandsgrootte aangeeft. Beperkte bestanden worden soms gebruikt voor logbestanden, databases en bestanden van virtuele machines. CCC kan beperkte bestanden tussen APFS-volumes behouden, maar HFS+ ondersteunt geen beperkte bestanden waardoor deze bestanden meer ruimte op een HFS+-reservekopieschijf innemen.
Opstartbeheer — Een systeemhulpprogramma van Apple waarmee u een opstartvolume kunt selecteren wanneer de Mac opstart. Het Opstartbeheer is een onderdeel van de firmware van de Mac. Houd de Option-toets ingedrukt wanneer u de Mac inschakelt om Opstartbeheer te activeren.
Apple Kbase #HT204417: Een andere opstartschijf selecteren
T
Doelschijfmodus — Een alternatieve opstartconfiguratie waarin de computer niet opstart naar het inlogvenster of Finder. In plaats daarvan verschijnt een Firewire-, USB- of Thunderbolt-symbool op het scherm van de Mac. Wanneer u de Mac dan verbindt met een andere Mac via Firewire, USB of Thunderbolt, wordt de interne opslag van de Mac in de Doelschijfmodus weergegeven op het bureaublad van de andere Mac. De Doelschijfmodus laat de Mac dus werken als een gewone externe HDD-behuizing.
Apple Kbase #HT201255: Toetscombinaties tijdens het opstarten van een Mac
Taak — Een verzameling van instellingen in CCC die een bron, doel, te kopiëren onderdelen en de automatisering definiëren.
Taakketen — Een functie in CCC waarmee u een andere taak op het einde van een taak kunt starten. Zie: Acties vóór en na de reservekopietaak uitvoeren: een andere reservekopietaak starten (taakketen).
Thunderbolt — Thunderbolt is een hardware-interface ontwikkeld door Intel waarmee externe randapparatuur op een computer kan worden aangesloten. Thunderbolt is een populaire, doch duurdere interface voor het aansluiten van externe harde schijven op de Mac. Thunderbolt-apparaten leveren uitstekende prestaties en zijn betrouwbaar op te starten.
U
UUID (Universally Unique Identifier) — Een hexadecimale code bestaande uit 36 tekens (tekens A-F, 0-9) die een volume uniek identificeert. Bijvoorbeeld: “F5B1D7B0-66EC-4082-A34C-86FFD294FA61”. Wanneer u een volume met Schijfhulpprogramma wist, krijgt het volume een nieuw uniek ID. CCC gebruikt dit ID, samen met de naam van het volume, om de bron en het doel duidelijk te identificeren alvorens bestanden te kopiëren. Wegens de unieke aard van deze ID’s zijn ze voor de identificatie van een volume betrouwbaarder dan de volumenaam omdat u alle schijven bijvoorbeeld de naam “Macintosh HD” kunt geven.
USB (Universal Serial Bus) — Een industriestandaard voor kabels, connectors en communicatie tussen een computer en bepaalde externe apparaten zoals een harde schijf, toetsenbord of muis. Macs en USB-apparaten hebben mogelijk de USB 2- of USB 3-versie van het protocol, afhankelijk van wanneer het apparaat is gemaakt. USB 3 is heel wat sneller dan USB 2. Macs die vóór 2012 zijn gemaakt, hebben geen ingebouwde ondersteuning voor USB 3. USB 3-apparaten kunnen met die Macs worden gebruikt maar zullen aan USB 2-snelheid werken. USB 3-apparaten kunnen met die Macs worden gebruikt maar zullen aan USB 2-snelheid werken.
V
Volume — De termen “schijf” en “volume” worden vaak door elkaar gebruikt. Wanneer u de partitionering van een schijf wijzigt zodat die meerdere volumes heeft, is er mogelijk een misverstand bij het gebruik van de term. De term “schijf” verwijst naar de fysieke, volledige schijf. Een schijf bevat volumes en het zijn die volumes dat u in de Finder ziet (volumes worden vaak voorgesteld door een symbool van een harde schijf, waardoor het misverstand mogelijk ontstaat). Een handige illustratie vindt u in dit onderdeel van de CCC-documentatie.